7 Dec. 2015: Marc van Oostendorp (Leiden), “Frans klinkt als een machinegeweer, Nederlands als morsecode”

Abstract

Franse (en Italiaanse) ritmes op Nederlandse maat 
De Romaanse talen aan de ene kant en de Germaanse aan de andere kant behoren tot heel verschillende groepen volgens de typologie van ritmische talen. De Romaanse zijn ‘lettergreep-tellend’ en de Germaanse zijn ‘klemtoon-tellend’; dat wil ongeveer zeggen dat in Romaanse talen iedere lettergreep ongeveer even lang is als een andere, terwijl in Germaanse talen de stabiele maat de afstand is tussen de ene klemtoon naar de andere, onafhankelijk van hoeveel lettergrepen ertussen instaan.
In de afgelopen jaren zijn er allerlei zaken ontdekt die corresponderen met dit verschil, zoals de structuur van lettergrepen (in lettergreeptellende talen zijn er ongeveer evenveel klinkers als medeklinkers), maar ook zijn er statistische correlaties met de keuze voor bepaalde syntactische structuren. Bovendien blijkt dat kinderen al op heel jonge leeftijd – en mogelijk zelfs al prenataal – leren tot welk type hun moedertaal hoort.
In recent onderzoek blijkt dat type talen bovendien corresponderen met bepaalde culturele uitingen. In deze lezing ga ik in op één gevolg van het typologische verschil: wat gebeurt er als Nederlandstalige dichters Frans- (of Italiaans-)talige dichters proberen te imiteren? Dit gebeurde op grote schaal op het moment dat de Renaissance de Lage Landen bereikten, aan het eind van de zestiende eeuw. Dichters uit Gent, Antwerpen, Leiden en Amsterdam wilden ‘Franse’ gedichten schrijven. Die Franse gedichten waren echter gebaseerd op het tellen van lettergrepen.
Aan de hand van deze voorbeelden laat ik zien hoe je uit een korte periode in de geschiedenis van het Nederlands dingen kunt leren over taal, over de manier waarop taal wordt gebruikt in gedichten, en over hoe het Nederlands er vierhonderdvijftig jaar geleden voor stond.

 

Short bio  

Marc van Oostendorp is hoogleraar Fonologische Microvariatie aan de Universiteit Leiden en onderzoeker aan het Meertens Instituut in Amsterdam. Hij schreef boeken over onder andere het gebruik van het Engels in Nederland, de fonologie en morfologie van Nederlandse dialecten en de computertaalkunde.